Legal Lexikon

Verschillen tussen het referendariaat in Oost- en West-Duitsland

Verschillen referendariaat Oost/West

Het juridische referendariaat is een centraal onderdeel van de juridische opleiding in Duitsland. Met “Verschillen referendariaat Oost/West” wordt vooral gedoeld op de beschouwing van structurele, inhoudelijke en juridische afwijkingen in de juridische voorbereidingsdienst in de nieuwe (Oost) en oude (West) deelstaten sinds de hereniging in 1990. Het volgende artikel gaat dieper in op de ontwikkeling, actuele reguleringsmechanismen, rechtsgrondslagen en de gevolgen van deze verschillen, en biedt een uitgebreid overzicht van de juridische vormgeving van het referendariaat in Oost- en West-Duitsland.


Historische ontwikkeling van het referendariaat in Oost- en West-Duitsland

Oorsprong en verandering van het referendariaat

Het juridische referendariaat werd in beide Duitse staten na 1945 verschillend vormgegeven. In de Bondsrepubliek Duitsland (West-Duitsland) bleef het referendariaat nauw verbonden met de traditie van de Pruisische juristenopleiding, terwijl in de DDR (Oost-Duitsland) een eigen juridisch opleidingssysteem werd opgezet. De hereniging in 1990 leidde tot de overname van West-Duitse rechtsmodellen in de vijf nieuwe deelstaten, waarbij specifieke deelstaatgerichte aanpassingen werden doorgevoerd.

Invoering van de uniforme juridische voorbereidingsdienst

Met de inwerkingtreding van het Eenwordingsverdrag werden de juridische voorbereidingsdiensten in Oost-Duitsland naar West-Duits voorbeeld geherstructureerd en werd de uniforme toegang tot het zogeheten assessorexamen ingesteld. Toch bestaan er tot op heden inhoudelijke en organisatorische verschillen tussen de deelstaten, wat vooral zichtbaar is in de opleidingsreglementen en voorwaarden van het referendariaat.


Juridische grondslagen en regelingen in vogelvlucht

Federale voorschriften

De juridische voorbereidingsdienst is in de Duitse Rechterwet (DRiG) landelijk geregeld (§ 5 DRiG), maar laat de deelstaten aanzienlijke ruimte bij de uitvoering. Verdere relevante normen zijn te vinden in de betreffende wetten op de juristenopleiding (JurAG) en in de opleidings- en examenreglementen van de deelstaten.

Deelstaat-specifieke bijzonderheden

Zowel in de nieuwe als in de oude deelstaten bestaat een eigen bevoegdheid voor deelstaatregelgeving. De deelstaten bepalen met name:

  • Toelatingsvoorwaarden en toelatingsprocedure
  • Duur en verloop van de opleidingsstations
  • Vergoeding (onderhoudsbijdrage)
  • Praktische opleidingsplaatsen en -inhoud

Afhankelijk van de deelstaat, en vooral tussen Oost en West, variëren deze regelingen deels aanzienlijk.


Structuur en inhoud van het referendariaat Oost/West

Verloop en stations

Het referendariaat is landelijk ingedeeld in meerdere verplichte stations, waaronder de civiele, strafrechtelijke, bestuursrechtelijke, advocaten- en een keuzestation. Inhoud, duur en zwaarte van de afzonderlijke stations kunnen echter afwijken tussen Oost- en West-Duitse deelstaten. Zo wordt in sommige Oost-Duitse deelstaten de praktijkervaring in het staatsbestuur sterker benadrukt, terwijl West-Duitse deelstaten soms meer nadruk leggen op advocaten- en keuzestations.

Verschillen in opleidingsvergoeding

De hoogte van de onderhoudsbijdragen voor referendaren is niet landelijk uniform geregeld. Historisch lag de vergoeding in Oost-Duitse deelstaten lager dan in West-Duitsland, hoewel er geleidelijk aanpassingen zijn geweest. Toch bestaan er nog steeds significante verschillen in de hoogte van de maandelijkse onderhoudsbijdrage.

Selectie en verdeling van opleidingsplaatsen

Ook in het toewijzingsproces en de wachttijden voor referendariaten bestaan verschillen. Vooral Oost-Duitse deelstaten kennen soms kortere wachttijden en gunstigere verhoudingen tussen het aantal sollicitanten en beschikbare plaatsen dan sommige West-Duitse deelstaten.


Examen en exameneisen

Structuur van het tweede staatsexamen

Het tweede juridische staatsexamen maakt deel uit van het referendariaat en wordt zelfstandig georganiseerd door de examenbureaus van de deelstaten. De eisen, de omvang van de tentamens en de weging ervan kunnen tussen de deelstaten – inclusief Oost en West – verschillen, hoewel in grote lijnen uniformiteit wordt nagestreefd door overleg in de conferentie van justitieministers.

Beoordelingssystemen en cijferverdeling

Er zijn kleine verschillen in de beoordeling en weging van de examencijfers in de examenregelingen van de deelstaten. De beoordelingsschaal is weliswaar gebaseerd op een landelijke regeling volgens § 5d lid 2 DRiG, maar de samenstelling van het cijfer (schriftelijke examens, mondeling examen, dossierpresentatie) kan verschillen.


Bijzondere regelingen en deelstaat-specifieke diversiteit

Voorwaarden voor toelating en na-kwalificatie

In de nieuwe deelstaten zijn in het kader van de hereniging specifieke overgangsregelingen gecreëerd voor afgestudeerden van de DDR-juristenopleiding (zogenaamde na-kwalificatieprocedures). Deze regelingen bestaan niet in het westen en bepaalden jarenlang de toegang tot het referendariaat en de juridische beroepen in het oosten.

Praktische toepasbaarheid en regionale verschillen

De praktische inrichting van de voorbereidingsdienst – bijvoorbeeld bij de indeling bij rechtbanken, Openbaar Ministeries of overheidsinstellingen – is afgestemd op de regionale omstandigheden. In Oost-Duitse deelstaten, waar centrale rechtbanken vaak minder dicht bij elkaar liggen, kunnen langere reistijden of alternatieve begeleidingsmodellen aan de orde zijn dan in grote West-Duitse steden.


Gevolgen en actuele ontwikkelingen

Tendensen tot gelijkschakeling en blijvende verschillen

Hoewel veel verschillen in de afgelopen tien jaar zijn verminderd, blijven er regionale bijzonderheden bestaan. Naarmate de hereniging vordert, worden verdere stappen richting landelijke harmonisatie nagestreefd.

Juridisch-politieke discussie

Het debat over een landelijke uniforme regeling van de juridische voorbereidingsdienst is herhaaldelijk op federaal en op deelstaatniveau gevoerd. Tot nu toe heeft het federale model van autonome deelstaatregeling stand gehouden.


Samenvatting

Verschillen in het juridische referendariaat tussen Oost en West zijn het gevolg van de historische ontwikkeling, de juridische zelfstandigheid van de deelstaten en hun respectieve vormgeving van de opleiding en examenmodaliteiten. De belangrijkste afwijkende aspecten betreffen de vergoeding, opleidingsaccenten, examenstructuur en organisatorische uitvoering van het referendariaat. De juridische grondslagen zijn vastgelegd in de Duitse Rechterwet en in deelstaat-specifieke opleidings- en examenreglementen. Ondanks talrijke aanpassingen zijn er nog steeds duidelijk herkenbare, specifieke verschillen die vooral het gevolg zijn van de betreffende deelstaatregelingen en historische ontwikkelingen.

Veelgestelde vragen

In hoeverre verschillen de wetten omtrent het verloop van het referendariaat tussen de Oost-Duitse en West-Duitse deelstaten?

Het referendariaat in de publieke sector – vooral op juridisch en onderwijskundig gebied – is grotendeels per deelstaat geregeld en valt onder de respectieve deelstaatwetten. Tussen de Oost-Duitse (Brandenburg, Mecklenburg-Voorpommeren, Saksen, Saksen-Anhalt, Thüringen, Berlijn [als voormalige Oost-West grens]) en West-Duitse deelstaten (o.a. Beieren, Baden-Württemberg, Hessen, Noordrijn-Westfalen) bestaan soms aanzienlijke juridische verschillen wat betreft de relevante verordeningen, in het bijzonder bij de opleidings- en examenregelingen. De duur van het referendariaat, de vaststelling van opleidingsstations, het aantal en de structuur van voorgeschreven lesbezoeken (in het onderwijs) respectievelijk verplichte stations (in de juridische voorbereidingsdienst), de regelingen rond nevenwerkzaamheden en de voorschriften rond het eindexamen (tweede staatsexamen) worden telkens door de deelstaatverordeningen en administratieve voorschriften vastgelegd. In het oosten zijn de juridische voorschriften vaak nog gebaseerd op hervormde kaderverordeningen die na de toetreding tot de Bondsrepubliek zijn gecreëerd, waardoor – ondanks aanpassingen – nog steeds eigenstandige regelingen en afwijkingen bestaan wat betreft termijnen, eisen en procedures, bijvoorbeeld met betrekking tot het examenproces of de rechten en plichten van de referendarissen.

Bestaan er verschillen in het ambtenarenrecht voor referendaren tussen Oost- en West-Duitsland?

De Ambtenarenstatuswet (BeamtStG) en de Duitse Rechterwet (DRiG) vormen de landelijke basis voor de ambtelijke status van juridisch referendarissen en leraarstagiairs, maar de deelstaten kunnen – en dit is vooral in de Oost-Duitse deelstaten nog duidelijker – eigen detailregelingen vastleggen. De feitelijke aanstelling in de publiekrechtelijke opleidingsverhouding (ambtenaar voor een bepaalde tijd) gebeurt op basis van de respectieve deelstaatambtenarenwetten, waaruit bijvoorbeeld verschillen blijken in proeftijd, opzegtermijnen, het ontbreken van redenseisen bij ontslag of de verrekening van eerdere dienstjaren. Zo kan bijvoorbeeld de regeling rond de zorgplicht van de werkgever bij dienstongevallen, zwangerschapsverlof en ouderschapsverlof, de omgang met nevenwerkzaamheden of de disciplinaire procedure verschillen vertonen, die voortkomen uit de betreffende deelstaatwetgeving. In de Oost-Duitse deelstaten bestaat tot op heden gedeeltelijk nog een aanpassingsbehoefte aan het westers model, wat vooral zichtbaar is in detailkwesties als toelatingseisen of ambtelijke plichten.

Hoe verschilt de vergoeding (onderhoudsbijdrage) in het referendariaat juridisch tussen Oost en West?

De hoogte van de onderhoudsbijdrage (of aanstellingsvergoeding) voor referendaren is geregeld in de respectieve bezoldigingswetten van de deelstaat en varieert dus. Na de Duitse hereniging werden pogingen tot aanpassing ondernomen, maar er zijn nog steeds verschillen in de hoogte van de vergoedingen tussen Oost- en West-Duitse deelstaten. Juridisch ligt de beleidsvrijheid bij de respectieve deelstaatregeringen, zo zijn er verschillen mogelijk, zowel met betrekking tot de basisvergoeding als tot gezins-, kinder- en plaatsgebonden toeslagen. Ook de vraag of en in welke vorm toeslagen, zoals een grootstedentoelage in Berlijn, of toelagen voor alleenstaande ouders worden toegekend, is juridisch verschillend geregeld. Dit valt met name op in bijzondere gevallen zoals de inachtneming van sociale bijdragen of fiscale voordelen, die afhankelijk van de eigen deelstaat-wetgeving kunnen verschillen.

Bestaan er juridisch verschillen bij de erkenning van opleidings- of voortrajecten tussen Oost en West?

Voor de erkenning van studieprestaties, zogeheten voortrajecten (bijvoorbeeld stages, extra kwalificaties of reeds afgelegde stations in andere deelstaten), is het desbetreffende opleidings- en examenreglement van de deelstaat doorslaggevend. Terwijl West-Duitse deelstaten traditioneel meer uniforme en langer geldende regelingen kennen, zijn er in Oost-Duitse deelstaten deels overgangsbepalingen of bijzondere regelingen die voortkomen uit de overgang van de DDR-structuur naar het West-Duitse systeem. Dit kan ertoe leiden dat opleidingsperioden uit een andere deelstaat of uit het buitenland verschillend lang of volgens verschillende procedures worden erkend of gepaard gaan met voorwaarden (bijvoorbeeld aanvullende opleidingseisen). De juridische toetsing is telkens voorbehouden aan de examenbureaus van de deelstaat respectievelijk de pedagogische instituten, die zich houden aan de eigen juridische voorschriften van de deelstaat.

Verschillen de wettelijke regelingen inzake het tweede staatsexamen in het referendariaat tussen Oost en West?

Het tweede staatsexamen wordt uitgevoerd op grond van het deelstatelijk examenreglement. Dit betreft zowel het aantal, de vorm en de weging van de examenonderdelen (schriftelijke examens, mondelinge examens, lesproeven) als toelatingsvoorwaarden, notatiesleutels en herkansingsmogelijkheden. Tussen Oost- en West-Duitse deelstaten bestaan soms aanzienlijke verschillen, bijvoorbeeld in het aantal te maken tentamens in het juridische referendariaat (bijv. zeven in Beieren, acht in Saksen), de onderdelen van het leraarsexamen (bijv. wetenschappelijk colloquium alleen in sommige deelstaten), de opzet van de scripties of het inroepen van extra examinatoren. Ook de juridische vormgeving van bezwaarprocedures tegen examens (termijnen voor bezwaar, rechtsbescherming, e.d.) is per deelstaat geregeld en zodoende verschillend vormgegeven.

Bestaan er verschillen in rechtsgang en bezwaarprocedures bij ambtenarenrechtelijke of examenrechtsgeschillen tijdens het referendariaat?

In principe bestaan er landelijk identieke gerechtelijke bevoegdheden: de bestuursrechtelijke weg voor ambtenarenrechtelijke geschillen (zoals ontslag, disciplinaire zaken, prestatiebeoordelingen), en de examenrechtsgang voor geschillen over examenbesluiten (voor bestuursrechtbanken). In de details zijn er echter deelstaat-specifieke verschillen wat betreft termijnen voor bezwaar, voorschriften voor voorprocedures, de mogelijkheid tot bezwaar (remonstratie) en de toegang tot effectieve rechtsbescherming. Deze zijn geregeld in de betreffende deelstaatwetten en procesreglementen. Voorbeelden: in sommige Oost-Duitse deelstaten bestaan verkorte bezwaartermijnen of specifieke vormvereisten voor rechtsmiddelverwijzingen, terwijl West-Duitse deelstaten deels uitgebreidere bezwaarprocedures kennen. Ook de regelingen rond inzage in dossiers of de mogelijkheid van (uitdrukkelijke) klachten tijdens het referendariaat verschillen afhankelijk van de respectievelijke deelstaatwetten.

Moet men rekening houden met deelstaat-specifieke wettelijke regelingen voor zwangerschap, ouderschapsverlof en gelijke behandeling tijdens het referendariaat?

Ja, naast de landelijk geldende kadervoorzieningen (Mutterschutzgesetz, Bundeselterngeld- und Elternzeitgesetz, Allgemeines Gleichbehandlungsgesetz) bestaan er deelstatelijke uitvoeringsbepalingen die in detail van elkaar kunnen verschillen. Zo zijn er verschillen in de regeling van vrijstellings- en beschermingsperioden, de hoogte en het voortduren van de onderhoudsbijdrage tijdens zwangerschap/ouderschapsverlof, de verlenging van de opleidingsduur en de toerekening van ouderschaps- en zwangerschapsverlof op het referendariaat. In Oost-Duitse deelstaten zijn er vaker traditioneel ruimere regelingen voor de combinatie van gezin en opleiding respectievelijk specifieke overnamequota en beschermingsmaatregelen, terwijl West-Duitse deelstaten doorgaans sterker uitgaan van landelijke minimumeisen. Tegelijk bestaan er verschillen in de regelingen voor gelijkstelling (bijvoorbeeld stimuleringsprogramma’s, compensatiemaatregelen bij examens), die steeds in de respectievelijke deelstaatwetten en officiële mededelingen worden geconcretiseerd.