Begrip en rechtsgrondslagen van de opleidingsstage
Die Opleidingsstage vormt binnen de opleiding tot voljurist een centraal onderdeel van de juridische voorbereidingsdienst (referendariaat) in Duitsland. Zij dient ter praktische voorbereiding op de werkzaamheden als rechter of officier van justitie en biedt de vereiste praktische vaardigheden binnen verschillende rechtsgebieden. De wettelijke bepalingen over de opleidingsstage zijn voornamelijk te vinden in de Duitse Rechterswet (DRiG) en in de opleidingsregelingen van de afzonderlijke deelstaten.
Juridisch kader van de opleidingsstage
Duitse Rechterswet (DRiG)
De fundamentele bepalingen voor de opleiding in de tweede fase zijn vastgelegd in §§ 5 e.v. DRiG. De DRiG voorziet in een praktische opleiding na het behalen van het eerste juridisch examen (voorheen eerste Staatsexamen). Volgens § 5 lid 5 DRiG vindt de opleiding hoofdzakelijk plaats door praktische medewerking bij rechtbanken, overheidsinstanties en andere instellingen.
Deelstaatrechtelijke bepalingen
De precieze uitwerking van de opleidingsstage wordt geregeld door de referendariaats-opleidingsreglementen van de deelstaten. Deze regelen opbouw, verloop, inhoud en duur van de afzonderlijke stages, evenals de rechten en plichten van de stagiaires en opleiders. Ondanks een vergelijkbare landelijke basisstructuur bestaan er verschillen per deelstaat wat betreft organisatie, exameneisen en tijdschema.
Verloop en inhoud van de opleidingsstage
Opbouw van de opleidingsstage
De opleidingsstage is doorgaans onderverdeeld in de volgende stages:
- Civielrechtelijke stage: inzet bij een kanton- of landgericht in civiele zaken.
- Strafrechtelijke stage: opleiding bij een Openbaar Ministerie, later vaak bij een strafrechtbank.
- Bestuursrechtelijke stage: praktische werkzaamheden bij een bestuursorgaan of bestuursrechtbank.
- Advocaatstage: praktijkervaring in een advocatenkantoor.
- Keuzevakstage: verdiepingsstage in een arbeidsgebied naar eigen belangstelling.
De volgorde van deze stages, hun duur en respectievelijke opleidingsinhoud worden bepaald door deelstaatbepalingen.
Plichten en rechten tijdens de opleidingsstage
Referendarissen hebben tijdens de opleidingsstage een publiekrechtelijke opleidingsrelatie met de betrokken deelstaat. Zij zijn gebonden aan bijzondere dienstverplichtingen, zoals met name regelmatige aanwezigheid, geheimhoudingsplicht, plicht tot aanvaarding van zaken binnen toegestane omvang en gehoorzaamheidsplicht ten opzichte van de opleider. Tegelijk bestaat recht op opleidingsondersteuning (onderhoudsbijdrage), verzekering en deelname aan introductiecursussen en werkgroepen.
Opleidingsdoel en bewijs van prestaties
Het doel van de opleidingsstage is het verwerven van de voor de latere functie als rechter of officier van justitie vereiste praktische kennis, vaardigheden en ervaring (§§ 5 lid 1, 5a DRiG). In de afzonderlijke stages dienen schriftelijke werkzaamheden (dossierpresentaties, toezichtswerken, praktische oefeningen) te worden gemaakt. Werkgroepen dienen ter aanvullende overdracht van taken en vaardigheden binnen het betreffende rechtsgebied.
Examenrechtelijke aspecten van de opleidingsstage
Betekenis voor het Tweede Juridisch Examen
De opleidingsstage bereidt voor op het Tweede Juridisch Examen (voorheen tweede Staatsexamen). Onderdeel van het examen zijn schriftelijke tentamens, die vaak gebaseerd zijn op praktijkgerichte werkzaamheden uit de respectieve stages, en een mondeling examen, dat onder andere teruggrijpt op de ervaringen en kennis uit de opleidingsstage.
Examens en beoordelingen
Tijdens afzonderlijke stages kunnen schriftelijke opleidingsbewijzen vereist zijn, die eventueel meetellen voor het eindcijfer van het eindexamen. De beoordeling gebeurt door de opleiders of door beoordelingscommissies, waarbij de respectieve deelstaatvoorschriften doorslaggevend zijn. De correcte afronding van de opleidingsstage is een voorwaarde voor toelating tot het Tweede Juridisch Examen.
Bijzondere juridische kwesties van de opleidingsstage
Gelijke behandeling en toegang
De toewijzing van stageplaatsen vindt plaats op basis van vastgestelde criteria. Een aanspraak op een bepaalde opleidingsplaats bestaat slechts in uitzonderingsgevallen (bijvoorbeeld bij ernstige hardheidsgevallen). Het selectiebeleid van de bevoegde justitiële autoriteiten staat onder het beginsel van gelijke behandeling en is in beginsel rechterlijk toetsbaar.
Vergoeding en verzekering
Referendarissen ontvangen een maandelijkse onderhoudsbijdrage. De hoogte hiervan is per deelstaat geregeld. Tijdens de opleidingsstage bestaat doorgaans dekking via de wettelijke ongevallenverzekering en bestaat voor de referendaris een verplichte ziekte- en zorgverzekering.
Aansprakelijkheidskwesties
Binnen de opleidingsstage gelden bijzonderheden op het gebied van ambtelijke aansprakelijkheid (§ 839 BGB i.v.m. art. 34 GG). Voor schade die referendarissen veroorzaken tijdens hun opleiding, is in veel gevallen de opleidende deelstaat aansprakelijk, voor zover aan de voorwaarden voor ambtelijke aansprakelijkheid is voldaan. Civiele aansprakelijkheid tegenover derden is doorgaans uitgesloten, mits binnen de uitoefening van een overheidstaak is gehandeld.
Gegevensbescherming en geheimhouding
Referendarissen zijn verplicht zich aan de voorschriften inzake gegevensbescherming te houden en de geheimhoudingsplicht over dienstgerelateerde gebeurtenissen te bewaren. Overtredingen kunnen disciplinaire en strafrechtelijke gevolgen hebben.
Samenvatting
De opleidingsstage vormt een essentieel, wettelijk geregeld onderdeel van de praktische juridische opleiding binnen de voorbereidingsdienst in Duitsland. Zij wordt gekenmerkt door een uitgebreid netwerk van federale en deelstaatvoorschriften, die de randvoorwaarden, rechten en plichten van de stagiaires evenals de relevante examenrechtelijke gevolgen bepalen. Door de concrete invulling van de afzonderlijke stages en de bijbehorende praktijkervaring leveren referendarissen een wezenlijke bijdrage aan het verkrijgen van de bekwaamheid voor de latere juridische beroepsuitoefening in het publieke of private recht.
Veelgestelde vragen
Wie draagt de juridische verantwoordelijkheid tijdens de opleidingsstage op de afdeling?
Tijdens de opleidingsstage draagt in principe de opleidingsinstelling de algehele verantwoordelijkheid voor de correcte uitvoering van de opleiding conform de geldende wettelijke bepalingen, zoals het beroepsonderwijsrecht (BBiG) of de betreffende bijzondere wetten in de gezondheidszorg (bijv. het Pflegeberufegesetz, PflBG). In de dagelijkse praktijk op de afdeling berust het directe toezicht vaak bij het gekwalificeerde vakpersoneel, de zogenaamde praktijkbegeleider of aangewezen docent. Niettemin blijft de rechtspersoon van het opleidingsinstituut te allen tijde eindverantwoordelijk, met name met betrekking tot de naleving van alle arbeidsrechtelijke, aansprakelijkheidsrechtelijke en gegevensbeschermingsvoorschriften. De verantwoordelijkheid van de leerlingen beperkt zich ertoe, binnen hun opleidingsniveau en instructies de aan hen opgedragen taken uit te voeren. Indien leerlingen buiten hun opleidingskader worden ingezet of onvoldoende zijn begeleid, is de opleidingsinstelling bij schadegevallen aansprakelijk en kan zij zich niet beroepen op het wangedrag van de leerling.
Welke wettelijke eisen gelden voor praktijkbegeleiders tijdens de opleidingsstage?
Praktijkbegeleiders moeten aan bepaalde wettelijke eisen voldoen om de praktijkopleiding te kunnen begeleiden. Volgens het PflBG § 4 en de bijbehorende opleidings- en examenverordening moeten praktijkbegeleiders een voltooide, door de staat erkende opleiding tot praktijkbegeleider hebben gevolgd en regelmatig aan bijscholingen deelnemen, meestal jaarlijks voor minimaal 24 uur. Zij dragen de verantwoordelijkheid voor een planmatige, correcte en deskundige begeleiding van de leerlingen en moeten waarborgen dat de opleidingsinhoud volgens het opleidingsplan en de wettelijke voorschriften wordt overgedragen. Praktijkbegeleiders zijn bovendien aan een bijzondere zorgplicht onderworpen, verplicht tot het documenteren van de voortgang van de opleiding en moeten toezien op een wettelijke werkbelasting van de leerlingen. Bij schendingen van deze plichten kunnen zij zowel arbeidsrechtelijk als tuchtrechtelijk ter verantwoording worden geroepen.
Welke rechten en plichten hebben leerlingen tijdens de opleidingsstage?
Leerlingen hebben tijdens hun opleidingsstage recht op een gekwalificeerde en gestructureerde praktische opleiding volgens het opleidingsplan, waarbij de opleidingsinhoud overeenkomstig de wettelijke opleidings- en examenreglementen moet worden overgedragen. Zij genieten bescherming op grond van het BBiG of van specifieke voorschriften voor medische beroepen, bijvoorbeeld beperking van de dagelijkse en wekelijkse werktijden, recht op regelmatige pauzes en vrije dagen. In ruil zijn leerlingen verplicht hun opgedragen taken naar hun opleidingsniveau zorgvuldig uit te voeren, de bedrijfsinstructies en hygiënevoorschriften na te leven en in het bedrijf mee te werken voor zover dit nodig is voor het behalen van het opleidingsdoel. Overtredingen kunnen arbeidsrechtelijke gevolgen hebben, waarbij de naleving van de Jeugdarbeidsbeschermingswet (JArbSchG) bij minderjarige leerlingen prioritair is.
In hoeverre is de leerling aansprakelijk bij schade tijdens de opleidingsstage?
De aansprakelijkheid van de leerling tijdens de opleidingsstage is wettelijk beperkt. In de regel geldt op grond van het arbeidsaansprakelijkheidsprincipe dat leerlingen aansprakelijk kunnen zijn voor nalatigheid of opzet binnen de grenzen van hun opleidingsniveau. Er dient echter te worden beoordeeld of de handeling viel binnen de opgedragen taak en het toelaatbare kennisniveau. Indien schade het gevolg is van onvoldoende begeleiding, defecte apparatuur of onvoldoende toezicht, is in de regel de opleidingsinstelling of diens verzekering aansprakelijk. Bij grove nalatigheid of opzettelijk handelen is de leerling persoonlijk aansprakelijk, maar alleen indien een toereikende instructie en voorlichting voor de betreffende taak aantoonbaar heeft plaatsgevonden. Minderjarige leerlingen genieten bijzondere bescherming, omdat hier de toezichtsplicht zwaarder weegt en de eigen verantwoordelijkheid beperkt is.
Welke documentatieplichten gelden tijdens de opleidingsstage?
Wettelijk is het verplicht een opleidingsbewijs (stageboek, opleidingsdossier) volgens BBiG bij te houden, dat regelmatig dient te worden gecontroleerd en ondertekend door praktijkbegeleiders. In de gezondheidszorg is daarnaast het opstellen en bijhouden van een individuele opleidingsdocumentatie voorgeschreven, die het gehele verloop van de praktijkopleiding weergeeft. Deze documentatie dient als bewijs dat de in het opleidingsplan vastgelegde inhoud is overgedragen en doorlopen, en kan onder omstandigheden als basis dienen bij het praktisch eindexamen. Daarnaast gelden uitgebreide documentatieplichten voor werkzaamheden die relevant zijn voor aansprakelijkheid of gegevensbescherming, bijvoorbeeld bij de verzorging van patiënten. Niet correct bijgehouden opleidingsdocumentatie kan tot gevolg hebben dat leerlingen niet tot het eindexamen worden toegelaten.
In welke gevallen mag de opleidingsstage worden onderbroken of beëindigd?
Een onderbreking van de opleidingsstage kan om wettelijke redenen plaatsvinden, bijvoorbeeld bij ziekte (na overlegging van een doktersverklaring), zwangerschap (Mutterschutzgesetz), ongeval, dienstplicht of vervangende dienst, evenals bij dwingende persoonlijke redenen. Een langere onderbreking (meer dan een tiende van de opleidingsduur) kan ertoe leiden dat de opleidingsduur moet worden verlengd om de gemiste inhoud in te halen. Het beëindigen van de stage is wettelijk vooral mogelijk door opzegging van de opleidingsrelatie. De rechtsgrondslagen hiervoor zijn te vinden in § 22 BBiG of in het betreffende bijzondere beroepswet. Tijdens de proeftijd kan ontslag zonder opgaaf van reden onmiddellijk plaatsvinden, daarna alleen nog om gewichtige reden en met inachtneming van een termijn. Het opleidingsinstituut is verplicht te voldoen aan de wettelijke meldingsplicht ten opzichte van de kamer of de school.
Welke regelingen gelden voor werktijden en pauzes tijdens de opleidingsstage?
Voor leerlingen gelden de arbeidsrechtelijke basisvoorwaarden van het BBiG en, in het bijzonder voor minderjarigen, de bepalingen van de Jeugdarbeidsbeschermingswet (JArbSchG). Daarin is bepaald dat de dagelijkse werktijd niet meer dan acht uur mag bedragen, behalve bij cao- of bedrijfsafwijkingen. De wekelijkse maximale werktijd bedraagt 40 dan wel 48 uur (voor volwassenen). Pauzeregelingen schrijven een minimale pauze van 30 minuten voor bij meer dan zes uur werktijd; bij jongeren moet reeds na 4,5 uur minimaal 30 minuten pauze worden gegeven. Diensten in ploeg, nacht- en weekenddiensten zijn voor minderjarigen alleen in uitzonderlijke gevallen en onder strenge wettelijke voorwaarden toegestaan. De naleving van deze regels is verplicht en wordt gecontroleerd door de bevoegde toezichthoudende instanties. Overtredingen kunnen strafrechtelijk of met boetes worden vervolgd.