Definitie en juridische classificatie van het stationsgetuigschrift
Das Stationsgetuigschrift is een wettelijk vastgelegd opleidings- of tussentijds getuigschrift dat tijdens de praktijkstages in het kader van de rechtenstudie of de juridische voorbereiding (referendariaat) in Duitsland wordt afgegeven. Het documenteert de prestaties, het gedrag en de werkzaamheden van de referendaris of juridische stagiaire tijdens hun respectievelijke stage bij een opleidingsinstelling – bijvoorbeeld bij rechtbanken, het Openbaar Ministerie, overheidsinstanties of Rechtsanwalt.
Doel en betekenis van het stationsgetuigschrift
Het stationsgetuigschrift vervult meerdere belangrijke functies: het dient als officieel bewijs van de praktische opleiding binnen het referendariaat en geeft potentiële werkgevers een indruk van de persoonlijke en vakinhoudelijke competenties en de praktische ervaring. Daarnaast is het een centrale vereiste voor de juiste uitvoering en afronding van de voorbereidende dienst. De verplichting tot afgifte, evenals de eisen aan inhoud en vorm, richten zich naar de relevante regionale wettelijke regelingen en opleidingsverordeningen.
Wettelijke basis en regelingen
Juridische grondslagen van het stationsgetuigschrift
De juridische kadervoorwaarden voor het stationsgetuigschrift zijn met name vastgelegd in de betreffende Opleidings- en examenreglementen voor juristen van de deelstaten (bijvoorbeeld §§ 36 e.v. JAG NRW, § 42 JAO Beieren, § 20 lid 2 JAG Berlijn en vergelijkbare bepalingen in andere deelstaten). Daarnaast zijn centrale voorschriften uit het Burgerlijk Wetboek (BGB) van toepassing met betrekking tot het recht op een getuigschrift en de vormgeving ervan, evenals de Algemene Wet Gelijke Behandeling.
Recht op een stationsgetuigschrift
Volgens de wettelijke bepalingen bestaat er een onafwijsbaar recht van de referendaris op afgifte van een stationsgetuigschrift aan het einde van elke opleidingsstage. Op verzoek moet dit getuigschrift ook als tussentijds getuigschrift tijdens de stage worden verstrekt, mits er een gerechtvaardigd belang bestaat (bijvoorbeeld bij verandering van opleidingsplek, sollicitatie op functies).
Vorm en termijn
Het getuigschrift moet in de regel schriftelijk en eigenhandig ondertekend door de voor de opleiding verantwoordelijke persoon of instelling worden verstrekt. Het moet tijdig na afronding van de stage worden uitgereikt; vertragingen kunnen juridisch worden aangevochten en leiden tot aanspraken op vergoeding van de daardoor ontstane nadelen.
Inhoudelijke vereisten aan het stationsgetuigschrift
Minimumeisen en toegestane inhoud
Het stationsgetuigschrift dient volgens de regiospecifieke bepalingen en gangbare praktijk aan de volgende inhoudelijke vereisten te voldoen:
Gegevens over persoon en stage
- Naam, tijd en plaats van de voltooide stage
- Vermelding van de opleidingsinstelling (bijv. rechtbank, overheidsinstantie)
- Naam van de opleidende persoon, functie en evt. specialisatie van de stage
- Periode en frequentie van de gevolgde aanwezigheid
Beschrijving van de werkzaamheden
Het getuigschrift dient de door de referendaris zelfstandig uitgevoerde taken en verworven praktische kennis adequaat weer te geven. Daartoe behoren met name:
- Beschrijving van de toegewezen werkgebieden
- Voorbeelden van belangrijke taken (bijv. voorbereiden van adviezen, behandelen van dossiers, deelname aan zittingen, contact met cliënten)
- Bijzonderheden binnen het werkveld
Beoordeling van prestaties en gedrag
- Beoordeling van prestaties: Beoordeling van de vakbekwaamheid (kennis, nauwkeurigheid, zorgvuldigheid)
- Gedragsbeoordeling: Beoordeling van het sociale gedrag tegenover collega’s, leidinggevenden en derden
- Vermelding van bijzondere prestaties, evt. gegevens over sleutelkwalificaties, teamvaardigheid, inzet
Taalrechtelijke bijzonderheden
Het stationsgetuigschrift moet welwillend geformuleerd zijn en mag geen kennelijk reputatieschadende of misleidende formuleringen bevatten. De interpretatie van bewoordingen is vastgelegd in de jurisprudentie: formele, gecodeerde uitdrukkingen (zogeheten “geheime taal”) of verhulde kritiek zijn niet toegestaan.
Recht op correctie en correctieprocedure voor getuigschriften
Recht op verbetering bij onjuiste of onvolledige getuigschriftinhoud
Bevat het stationsgetuigschrift onjuiste gegevens of laat het belangrijke werkzaamheden, prestaties of andere relevante omstandigheden onvermeld, dan bestaat er een afdwingbaar recht op correctie. De handhaving hiervan geschiedt, indien gesprekken zonder resultaat blijven, via de Administratief beroep of via civielrechtelijke weg tegen de opleidingsinstelling.
Werkwijze
- Voorafgaande toetsing: Schriftelijke bezwaar en verzoek om correctie bij de opleidingsinstelling.
- Indiening via bezwaarprocedure: Bij afwijzing kan, afhankelijk van de deelstaat, bezwaar worden aangetekend bij de bevoegde kamer of bij de opleidingsleiding.
- Bestuursrechtelijke procedure: Komt men niet tot overeenstemming, dan is een bestuursrechtelijke procedure toegestaan.
Praktisch belang en functie in latere loopbaan
Relevantie als bewijs van opleiding en voor de carrière
Het stationsgetuigschrift vormt een essentieel onderdeel van de Bewijsdocumentatie voor het tweede staatsexamen en wordt doorgaans vereist bij sollicitaties voor juridische functies, beurzen en aanvullende kwalificaties als bewijs van praktische ervaring. De inhoud ervan heeft significante invloed op de individuele beroeps- en carrièrekansen, met name bij sollicitaties bij de overheid en in ondernemingen.
Langetermijneffect
Vanwege het belang voor latere sollicitatiefases wordt aan het getuigschrift doorgaans een groot gewicht toegekend. Ook voor beoordelingen met betrekking tot buitenlandervaringen en mogelijkheden voor verdere specialisatie kan het stationsgetuigschrift een rol spelen.
Gegevensbescherming en bewaarplicht
Verwerking van persoonsgegevens
Bij het opstellen van het stationsgetuigschrift zijn de beginselen van de gegevensbescherming volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de relevante regionale privacywetgeving in acht te nemen. De in het getuigschrift opgenomen informatie mag enkel verwerkt en verstrekt worden binnen de wettelijke kaders.
Bewaring door de opleidingsinstelling
De opleidingsinstellingen zijn verplicht kopieën van afgegeven getuigschriften gedurende een beperkte periode te bewaren. Omvang en duur van de bewaartermijn worden bepaald door lokale administratieve voorschriften; doorgaans bedraagt de bewaartermijn minimaal drie tot vijf jaar.
Jurisprudentie en literatuurverwijzingen
Relevante jurisprudentie
Duitse rechtbanken hebben zich herhaaldelijk beziggehouden met de eisen aan stationsgetuigschriften, waaronder:
- BVerwG, uitspraak van 18.12.1998 – 2 C 16/97
- OVG NRW, beschikking van 06.03.2006 – 6 A 671/05
Kernuitspraken betreffen de plicht tot volledige en welwillende weergave, evenals het verbod op discriminerende formuleringen.
Literatuur ter verdieping
- „Het getuigschrift in de juridische voorbereidingsdienst”, NJW 2013, 2953
- Rademacher, Het stationsgetuigschrift in de juridische voorbereidingsdienst, JuS 2018, 321
Samenvatting
Het stationsgetuigschrift is een wettelijk gereguleerd document voor de beoordeling en documentatie van praktische opleidingsprestaties in de juridische opleidingsfasen. Het is wettelijk verplicht, bindend qua vorm en inhoud, en heeft een grote betekenis voor het verdere beroepsleven. Inachtneming van de wettelijke eisen betreffende formulering, inhoud en gegevensbescherming is daarbij essentieel en wordt door jurisprudentie en administratieve voorschriften ondersteund.
Veelgestelde vragen
Wie heeft recht op een stationsgetuigschrift?
Een recht op een stationsgetuigschrift bestaat in beginsel voor juridische stagiaires na afronding van een stage in de juridische voorbereidingsdienst, met name na de stage bij een Rechtsanwalt of de keuzestage. Dit recht is ofwel rechtstreeks geregeld door het betreffende regionale recht, of vloeit voort uit algemene ambtelijke beginselen zoals het zorgbeginsel (§§ 5, 8 DRiG j° LBG resp. JAG van de deelstaten). Een recht op afgifte bestaat ongeacht of het getuigschrift uitdrukkelijk wordt gevraagd; de opleidingsinstelling is verplicht het getuigschrift uit eigen beweging en tijdig na afronding van de stage af te geven. Voor particuliere opleidingsplaatsen (bijvoorbeeld Rechtsanwalt) vloeit de verplichting tot afgifte doorgaans voort uit de opleidings- of stageovereenkomst en uit de rechtsgedachte van § 630 BGB (getuigschrift over verrichte diensten).
Aan welke formele eisen moet een stationsgetuigschrift voldoen?
Het stationsgetuigschrift dient schriftelijk te worden opgesteld en een voldoende individuele beoordeling te bevatten. Het dient te zijn voorzien van plaats en datum en moet eigenhandig door de opleider worden ondertekend. Een eenvoudig, formeel getuigschrift dat enkel de duur en inhoud van de opleiding weergeeft, voldoet niet aan de wettelijke eisen. Het getuigschrift moet gebaseerd zijn op feiten en de werkzaamheden, kennis, vaardigheden, getoonde prestaties en het gedrag van de stagiair tijdens de opleidingsperiode inzichtelijk beoordelen. Richtlijnen hiervoor zijn §§ 109, 630 BGB, evenals dienstrechtelijke regels voor de afgifte van getuigschriften. De beoordeling moet objectief, welwillend en naar waarheid worden opgesteld. Eventuele verwijten of kritiekpunten moeten zijn gebaseerd op waarneembare feiten en mogen niet ongegrond blijven.
Wat mag of moet er in het stationsgetuigschrift staan?
Het stationsgetuigschrift moet informatie bevatten over de duur en aard van de gevolgde opleiding (taakgerichte gegevens), alsmede een beoordeling van de getoonde vaardigheden, kennis en prestaties (prestatiegerichte gegevens). Vaak wordt ook het gedrag van de stagiair tegenover leidinggevenden, collega’s, cliënten of derden beoordeeld. Of karaktereigenschappen worden beoordeeld, hangt af van de inhoud van de opleiding en de relevantie voor het beroepsbeeld. Negatieve feiten, zoals ernstige plichtsverzuimen of aanzienlijke tekortkomingen, mogen alleen worden vermeld indien deze aantoonbaar en relevant zijn voor het latere beroep. Strafrechtelijke overwegingen, zoals bescherming van de persoonlijke levenssfeer en sociale gegevensbescherming, begrenzen de inhoudelijke vrijheid van de afgever. In principe geldt het uitgangspunt van welwillende formulering, tenzij de negatieve feiten zo overheersen dat een positieve weergave een vertekening zou zijn.
Kan het stationsgetuigschrift worden aangevochten of gecorrigeerd?
Juridische stagiaires hebben het recht om op te treden tegen een ondeugdelijk of onjuist weergegeven stationsgetuigschrift. Grondslag hiervoor is het algemene recht op correctie, § 109 lid 2 GewO naar analogie j° §§ 5, 8 DRiG, het algemene dienstrecht, evenals de beginselen betreffende de correctieprocedure. Op aanvraag dient het getuigschrift door de opleidingsinstelling te worden getoetst en zo nodig gecorrigeerd. Geeft de opleidingsinstelling hieraan geen gehoor, dan kan de stagiair bestuursrechtelijke rechtsbescherming volgens art. 19 lid 4 GG verzoeken. Tegen particuliere opleidingsinstellingen kunnen civielrechtelijke aanspraken op correctie, indien nodig via een vordering op grond van § 630 BGB, geldend worden gemaakt.
Welke termijnen gelden voor afgifte of correctie van het stationsgetuigschrift?
Het stationsgetuigschrift moet in principe “onverwijld” na afronding van de stage worden uitgereikt, dus zonder onnodig uitstel (§ 121 BGB naar analogie). Dit is bedoeld ter bescherming van stagiaires die het getuigschrift mogelijk nodig hebben voor sollicitatieprocedures. Een termijn van een à twee weken na beëindiging van de opleidingsstage wordt door de rechtspraak meestal geaccepteerd. Voor correctieverzoeken geldt doorgaans een termijn van een half jaar vanaf ontvangst van het getuigschrift, die echter in uitzonderlijke gevallen kan worden verlengd.
Welke betekenis heeft het stationsgetuigschrift voor het latere beroepsleven?
Het stationsgetuigschrift is vooral van groot belang voor sollicitaties naar juridische functies (bijvoorbeeld bij de overheid, advocatenkantoren of bedrijven), omdat het niet alleen de geleverde prestaties documenteert, maar ook het arbeids- en sociale gedrag van de stagiair beschrijft. Het dient toekomstige werkgevers als referentie en hulpmiddel voor de inschatting van de vakinhoudelijke en sociale competenties van de sollicitant. Omdat alle juridische opleidingsbewijzen uiteindelijk meetellen voor de beoordeling van de professionele kwalificaties, is een zorgvuldig opgemaakt stationsgetuigschrift een belangrijk onderdeel van de juridische loopbaan en kan het zowel positief als negatief van invloed zijn op latere carrièrestappen.
Wat moet worden gelet op geheimhouding en gegevensbescherming in verband met stationsgetuigschriften?
Bij het opstellen van stationsgetuigschriften moeten de bepalingen voor gegevensbescherming, met name de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de federale wet op gegevensbescherming (BDSG), in acht worden genomen. Persoonsgegevens mogen alleen in zoverre in het getuigschrift worden opgenomen als ze noodzakelijk zijn voor het doel van de prestatiebeoordeling. Overdracht van het stationsgetuigschrift aan derden (bijv. personeelsafdelingen, potentiële nieuwe werkgevers) mag in principe alleen plaatsvinden met toestemming van de betrokkene. De opleidingsinstelling is verplicht de gegevensverwerking zorgvuldig te beveiligen en te beschermen tegen onbevoegde toegang. Schendingen van deze verplichtingen kunnen leiden tot schadevergoedingsclaims of sancties conform AVG of BDSG.